De afbeelding toont de stiersprong van Minoïsche vrouwen. Volgens de bron van de afbeelding (cdn.knightlab.com) was dit een vorm van acrobatie om evenementen op te luisteren.
Beschaving in haar ware betekenis van een morele gemeenschap (zie aflevering 739) bestond in alle delen van de wereld. Het waren kleine gemeenschappen waarvan het fysieke bewijs zich toont in gewone vormen van huiselijk leven, rituelen en gastvrijheid. Het toont de diepe geschiedenis van deze beschaving en dat is volgens Graeber en Wengrow in sommige opzichten veel inspirerender dan monumenten. De belangrijkste bevindingen van de moderne archeologie zijn juist de levendige en wijdverbreide netwerken van verwantschap en handel, terwijl degenen die liever vertrouwen op speculatie alleen achtergebleven en geïsoleerde ‘stammen’ verwachten te vinden.*
Deze gemeenschappen bevorderden zonder permanente koningen, bureaucraten of legers van betaalde soldaten de groei van wiskundige kennis en kalendersystemen. In sommige regio’s verrichten ze baanbrekend werk in de metaalbewerking, teelt van olijven, wijnstokken en dadelpalmen, of de uitvinding van zuurdesembrood en witbier, in andere regio’s kweekten ze maïs en leerden ze gifstoffen, medicijnen en geestverruimende stoffen uit planten te halen. Beschavingen, in deze ware zin, ontwikkelden de belangrijkste textieltechnologieën die werden toegepast op stoffen en mandenmakerij, het pottenbakkerswiel, industrieën in steen en kralenwerk, het zeilen en maritieme navigatie, enzovoort.*
Als je even nadenkt, dan zie je dat vrouwen, hun werk, hun verantwoordelijkheden en innovaties de kern vormen van dit nauwkeuriger begrip van beschaving. Als je de plaats van vrouwen in samenlevingen zonder schrift wilt traceren, moet je gebruikmaken van aanwijzingen die, vrij letterlijk, zijn achtergelaten in het weefsel van de materiële cultuur, zoals beschilderde keramieken die met hun vormen en uitgebreide decoratieve structuren zowel textielontwerpen als vrouwenlichamen nabootsen. En natuurlijk ontsproot het soort complexe wiskundige kennis in vroege spijkerschriftdocumenten echt niet volledige gevormd uit de geest van een mannelijke schrijver of beeldhouwer, als een Athena uit het hoofd van Zeus. Deze kennis is in vroegere tijden verzameld in de concrete praktijken van het weven en kralenwerk, wat gedegen meetkunde en toegepaste berekeningen vereist. De Davids hebben deze wijsheid uit Common Threads: Women, Mathematics and Work, een boek uit 1997 van Mary Harris en noemen dit in een voetnoot.*
In diezelfde voetnoot vertellen de Davids dat de gecentraliseerde kennissystemen van de Chavín de Huántar (zie aflevering 734), de klassieke Maya’s en andere precolumbiaanse staatsbesturen, net zo goed gebaseerd kunnen zijn op een continentaal wiskundig systeem dat oorspronkelijk gebruikmaakte van touwen en koorden, en dus uiteindelijk gebaseerd is op weefseltechnologieën. Tot slot noteren ze daar dat de uitvinding van de spijkerschriftwiskunde in steden werd voorafgegaan door enkele duizenden jaren van geavanceerde weeftechnologieën in dorpen, waarvan de echo’s bewaard zijn gebleven in de vormen en versieringen van prehistorische keramische tradities in heel Mesopotamië.*
Weer terug bij de lopende tekst melden de Davids dat wat tot nu toe doorging voor ‘beschaving’, waarschijnlijk in feite niets meer is geweest dan een toe-eigening door mannen – die hun claims in steen etsten – van een kennissysteem waarin vrouwen het middelpunt vormden. Bij de ontwikkeling van die mannen-‘beschaving’ werden vrouwen vaak aan de kant geschoven, maar zo niet in het Minoïsche Kreta, een ‘soort fraaie ergernis voor archeologische theorieën’, aldus de Davids, en een bron van verwarring voor de rest. Er is materiaal genoeg beschikbaar door de beeldende kunst in de vorm van fresco’s, ivoor en gedetailleerde gravures op zegels en sieraden.*
Verreweg de meest voorkomende afbeeldingen van gezagsdragers in de Minoïsche kunst tonen volwassen vrouwen. Ze dragen een rok in een stof met een druk patroon, om het middel een brede band en aan het bovenlijf een bij de borst openstaand aansluitend hesje met korte mouwen. De vrouwen worden regelmatig op grotere schaal afgebeeld dan de mannen, een teken van politieke superioriteit in de visuele tradities van alle naburige landen. In hun handen symbolen van bevel, zoals de met staf zwaaiende ‘Moeder der Bergen’, die te zien is op zegelafdrukken van een groot heiligdom in Knossos. Deze vrouwen voeren vruchtbaarheidsriten uit voor gehoornde altaren, zitten op tronen, ontmoeten elkaar in bijeenkomsten zonder mannelijke aanwezigheid en lijken geflankeerd door bovennatuurlijke wezens en gevaarlijke dieren.*
De meeste afbeeldingen van mannen daarentegen zijn van schaars geklede of naakte atleten (in de Minoïsche kunst worden geen vrouwen naakt afgebeeld), of ze tonen mannen die eerbetoon brengen aan en poses van onderdanigheid aannemen voor vrouwelijke hoogwaardigheidsbekleders. Dit alles is zonder weerga in de zeer patriarchale samenlevingen van Syrië, Libanon, Anatolië en Egypte, allemaal regio’s die de Kretenzers van die tijd kenden omdat ze daar kwamen als handelaars en diplomaten.*
*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.