Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 741 Wortels van vrouwenonderdrukking (69)

‘Femina ludens’, monstrificatie van Susan (pre-Alopecia 😉) door Yasmin Sheikh.

De wetenschappelijke verklaringen voor de Minoïsche vorstelijke kunst, met haar reeks krachtige vrouwen (zie aflevering 740), zijn volgens Graeber en Wengrow enigszins verwarrend. De meeste volgen de verklaringen van de opgraver uit begin twintigste eeuw, die de vrouwen zag als ‘godinnen’ of ‘priesteressen’ zonder aardse macht, alsof ze geen enkel verband hielden met de echte wereld. Hierdoor zijn de vrouwen in boeken over Egeïsche kunst en archeologie onder het kopje ‘religie en rituelen’ geplaatst. Ze worden niet genoemd bij de gedeelten over politiek, economie of sociale structuur, en vooral de politiek wordt gereconstrueerd zonder enige verwijzing naar de kunst. En dan zijn er de wetenschappers die de kwestie liever helemaal vermijden. Zij noemen het Minoïsche politieke leven duidelijk anders, maar ‘ondoorgrondelijk’.*

Als deze vrouwen mannen waren geweest, zouden die wetenschappers het dan ook zo moeilijk vinden allemaal? Nee natuurlijk, aangezien dezelfde geleerden totaal geen moeite hebben met soortgelijke taferelen met mannen: zij zien die onmiddellijk als een weergave van echte machtsverhoudingen. Ook de Minoïsche handel maakt wetenschappers in de war, want wat werd meegebracht uit het buitenland had een uitgesproken vrouwelijke smaak (potjes voor cosmetica, een soort kleine rammelaars (sistrum), beeldjes van zogende moeders, scarabee-amuletten). Deze producten kwamen niet uit de door mannen gedomineerde sfeer van de hoofse cultuur, maar hielden eerder verband met rituelen van gewone Egyptische vrouwen en de gynocentrische (op vrouwen gerichte) Hathor-rituelen.*

Kretenzische paleizen waren niet versterkt en oorlog komt vrijwel niet voor in de Minoïsche kunst. Spel en comfort staan centraal. Allemaal, natuurlijk, in tegenstelling tot de oorlogszuchtige toestanden vol megalomane heersers op het Griekse vastenland. De ruimte waar de Minoïsche heerser op haar troon zetelde was gevuld met stenen banken waarop groepen mensen lange tijd comfortabel konden zitten. Iedereen kon elkaar aankijken. In de buurt was een badkamer met een trap naar waterniveau. Er waren veel van dit soort badkamers in de Minoïsche huizen en paleizen. Na tientallen jaren puzzelen kwamen archeologen eindelijk achter de betekenis ervan: in een vergelijkbare badkamer vonden ze een geschilderd tafereel van een vrouwelijke inwijdingsceremonie die hoogstwaarschijnlijk met menstruatie te maken had. Goed, dus, nou ja, in feite wijst zo’n beetje al het bewijs van het Minoïsche Kreta op een systeem van vrouwelijk politiek bestuur, volgens de Davids een soort theocratie, bestuurd door een college van priesteressen. De grote vraag hier is natuurlijk, aldus de Davids (en de kapitalen zijn van mij):

WAAROM HEBBEN HEDENDAAGSE ONDERZOEKERS ZO’N WEERSTAND TEGEN DEZE CONCLUSIE?*

Ja maar, klinkt het, steden geregeerd door colleges van priesteressen zijn ongekend in de etnografische of historische verhalen. Eh, ja, maar dat geldt ook als je denkt dat dit koninkrijk werd geleid door mannen terwijl alle visuele representaties van gezagsdragers afbeeldingen van vrouwen zijn. Er gebeurde gewoon iets anders op Kreta.*

De artistieke expressie is speels, vrolijk en gevarieerd, materialen worden gemixt en elke vorm van een zichzelf in stand houdend, op macht belust ego ontbreekt. Het is een uiting van een samenwerkend volk dat het individu respecteert en tegelijkertijd negeert: er zijn geen helden in de Minoïsche kunst, alleen spelers. Het was het ware rijk van de spelende mens, de krachtige vrouw. De Davids noemen in dit verband de term Homo ludens*, waardoor ik meteen aan het boek van Johan Huizinga moet denken, met de gelijknamige titel, dat ik las tijdens mijn opleiding tot dramatherapeut en dat nog steeds in mijn kast staat.

Maar, zo schrijven ze, misschien kunnen we beter spreken van Femina ludens (spelende vrouw) of Femina potens (krachtige vrouw), termen die ze hebben gevonden in Arrest and Movement: An Essay on Space and Time in the Representational Art of the Ancient Near East, een boek van Henriette Groenewegen-Frankfort (1896-1982) uit 1951.*

*David Graeber en David Wengrow, The dawn of everything. A new history of humanity, 2021, e-book.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder