Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 746 Wortels vrouwenonderdrukking: Federici (4)

Metselaarsters bouwen stadsmuur. Frankrijk 15e eeuw. Uit: Caliban and the witch, 2004, p.30. Inkleuring: Susan Hol.

Er waren veelvuldige, onzichtbare vormen van verzet (zie ook aflevering 745). Onderworpen boeren zijn daar in alle tijden en plaatsen beroemd om geweest. Federici noemt lijntrekken, huichelarij, valse meegaandheid, geveinsde onwetendheid, desertie, diefstal, smokkel en stroperij. Het zijn alledaagse vormen van verzet die jarenlang hardnekkig werden voortgezet en wijdverbreid waren in het middeleeuwse dorp. Ze zijn tekenend voor de klassenverhoudingen in die tijd. Tegen het midden van de dertiende eeuw begonnen de landheren dingen op te schrijven, zoals handvesten, boetes, arrestaties, betalingsafspraken, om de verhoudingen steeds meer te reguleren, vooral ook via een geldeconomie.*

Op zich kunnen boeren met veel land behoorlijk overleven, maar de meeste, volkomen uitgeknepen armere boeren totaal niet. Het gevolg is dat rondom de dertiende eeuw het aantal mensen zonder bezit (proletariërs) in heel West-Europa enorm toeneemt en de sociale verdeeldheid op het platteland erger wordt. In een geldeconomie waar je werkers gaat inhuren tegen betaling zijn er veel verliezers, schrijft Federici. De aanhangers van de markteconomie vinden juist dat iedereen er beter van wordt, vervolgt ze, dat het objectiviteit, rationaliteit en zelfs persoonlijke vrijheid oplevert. Feit is dat geld en markt de boeren verdelen, dat inkomensverschillen veranderen in klassenverschillen en dat een massa arme mensen afhankelijk wordt van regelmatige donaties.*

Federici noemt naast de toenemende invloed van geld ook de systematisch aanval op joden, die in de twaalfde eeuw begint. Veel joden kwamen in de geldhandel terecht. Ze konden niet veel anders, omdat publieke functies, grond bezitten, christenen in dienst hebben, toetreden tot een handels- of ambachtsgilde verboden werden. In de twaalfde eeuw verbood de kerk geldhandel voor christenen, een verbod dat niet voor joden gold. De geldhandel kwam voor een belangrijk deel in joodse handen, met vooral veel cliënten onder grootgrondbezitters, maar ook koningen en pausen. Gedoe! Dus wachtte hen de reputatie van woekeraars en werden ze verdreven uit Engeland, Frankrijk en Spanje.*

Vrouwen uit alle sociale klassen werden ook getroffen door de toename alle handelsverkeer, want hun toegang tot eigendom en inkomen, zoals erfenissen en landbezit, verminderde hierdoor. Het zijn dan ook de vrouwen die de massale trek van platteland naar stad rond de dertiende eeuw hebben geleid. In de vijftiende eeuw is een groot percentage van de stadsbewoners vrouw. Ze hebben meestal slecht betaalde rotbaantjes (dienstmeid, straatventer, detailhandelaar, spinner, lid van de lagere gilde, prostitué) en leven in rotte omstandigheden. Ondanks alle narigheid hebben de vrouwen wel een nieuwe sociale autonomie verworven. Ze hebben veel minder last van bemoeienis door mannen, omdat ze alleen konden leven, of met hun kinderen, als gezinshoofd. Of ze vormden nieuwe gemeenschappen en deelden een woning met andere vrouwen.*

In de middeleeuwse steden werkten vrouwen als smid, slager, bakker, kaarsenmaker, hoedenmaker, bierbrouwer, wolkaarder, kleinhandelaar. Er was kortom een toename van werkende vrouwen in allerlei beroepen, naast en/of samen met mannen. Hoe groter de autonomie van vrouwen, hoe meer hun aanwezigheid in het sociale leven werd vastgelegd. Deze nieuwe onafhankelijkheid van vrouwen leverde het begin op van vrouwenhaat (misogynie). Dit is het duidelijkst te zin in de satires van de fabliaux, waar de eerste sporen te vinden zijn van wat historici hebben gedefinieerd als ‘de strijd om de broek. Een fabliau was een korte, vaak erotische en/of satirische vertelling die ontstond in Frankrijk in de dertiende en veertiende eeuw, die werd uitgevoerd en vaak ook werd geschreven door rondtrekkende minstrelen.*

Rond de eeuwwisseling ontstonden spontaan, zonder structuur of programma, allerlei bewegingen. Een bepaalde gebeurtenis of een charismatisch individu was meestal genoeg om een beweging te laten ontbranden. Dit past trouwens precies bij wat Graeber en Wengrow ontdekten uit een veel verder verleden, zie bijvoorbeeld aflevering 729. Deze snel ontvlamde bewegingen doofden ook vaak weer heel gauw uit zodra ze met geweld bestreden werden. Iets heel anders was de ketterse beweging. De aanhangers deden een bewuste poging om een nieuwe samenleving te creëren. Ze hadden sociale programma’s dat ook de religieuze traditie herinterpreteerde, waren goed georganiseerd op het gebied van reproductie, verspreiding van ideeën en zelfverdediging. Ondanks de extreem wrede vervolging door de kerk bleef de ketterse beweging lang bestaan en speelde ze een cruciale rol in de anti-feodale strijd. Dat er tegenwoordig nog maar weinig bekend is over ketters komt door het vlijtige uitwisprogramma van de kerk.*

Er werden kruistochten tegen de ketters gehouden, waarbij de ‘ongelovigen’ met duizenden op brandstapels werden vermoord. Toppunt van perversiteit in het uitroeien van ‘ongelovigen’ is de inquisitie, een ‘rechtbank’ van de katholieke kerk. Voor de mens zonder bezit, ofwel de proletariër, was ketterij juist een bevrijdingstheologie.*

*Silvia Federici, Caliban and the witch, 2004.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder