Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 752 Wortels vrouwenonderdrukking: Federici (10)

Een prostituee die een klant uitnodigt. Het aantal prostituees nam enorm toe in de nasleep van de landprivatisering en de commercialisering van de landbouw, waardoor veel boerinnen van het land werden verdreven. Uit: Caliban and the witch, 2004. Bron afbeelding: zie link in laatste alinea.

Na alle landonteigening zijn mensen gedwongen om het voedsel dat ze eerst zelf verbouwden te gaan kopen (zie ook aflevering 751 en verder terug). Daarnaast heeft de heersende klasse geleerd om de magische krachten van geld in te zetten om hun arbeidskosten te drukken. Voedsel is handel geworden ter verrijking van een kleine elite. In Antwerpen, september 1565, bezwijkt een warenhuis onder het gewicht van alle opgeslagen graan terwijl in de straten de armen letterlijk doodgaan van de honger. Er ontstaat een klasse kapitalistische ondernemers. De nog bestaande kleine boeren moeten ook hun land opgeven vanwege stijgende prijzen. De rijken worden rijker met investeringen en geld uitlenen in een tijd dat geld hebben voor veel mensen een kwestie van leven en dood was. Terwijl de prijzen voor voedsel acht keer omhooggaan, stijgen de lonen maar drie keer.*

Dit alles is niet het werk van de onzichtbare hand van de markt, maar het product van staatspolitiek. Het werd werkers onmogelijk gemaakt zich te organiseren, terwijl handelaren de maximale vrijheid kregen voor het prijzen en verplaatsen van goederen. De ineenstorting van lonen was vooral voor vrouwen rampzalig. In de veertiende eeuw was hun loon al maar de helft van dat van mannen voor hetzelfde werk, in de zestiende eeuw was dat gedaald naar een derde. Dit verklaart absoluut, aldus Federici, de massale toename van prostitutie in deze periode. Er ontstaat een verarming van de Europese werkende klasse. Dit fenomeen was zo algemeen en wijdverspreid, dat rond 1550 en lang daarna de arbeiders in Europa simpelweg ‘de armen’ werden genoemd. Een bewijs voor deze dramatische verarming is het voedsel dat (niet meer) op tafel komt. De hongersnoden 1540, 1550, 1580, 1590 door mislukte oogsten en torenhoge prijzen, gaan samen met onrust overal en een recordaantal heksenprocessen.*

Het zogenaamde fantastische Europa dat de mensheid vermoedelijk naar nieuwe technologische en culturele hoogten zou brengen, was een plek geworden waar mensen nooit genoeg te eten hadden en voedsel een obsessie werd. De bange rijken gingen geloven dat de armen hun ziel aan de duivel verkochten voor voedsel. Mensen aten eikels, wilde wortels of schors van bomen, velen zwierven huilend en jammerend door het platteland of vielen de steden binnen voor de graandistributies, maar ook om de huizen en graanschuren van de rijken aan te vallen, waarop deze rijken de wapens trokken en de stadspoorten sloten om de hongerdood buiten te houden. De mensen die op strooptocht gingen en bakkers en graanopslagplaatsen overvielen, die in opstand kwamen tegen de export van lokale oogsten, werden door de autoriteiten weggezet als de nuttelozen, de armen, de onderdanige mensen, maar het waren meestal ambachtslieden die simpelweg niet van de honger wilden omkomen.*

Het waren meestal de vrouwen die de voedselopstanden organiseerden en leidden, omdat zij het meest te lijden hadden en hun kinderen zagen sterven van de honger. Mensen zochten en vonden allerlei manieren om aan voedsel te komen, zoals stropen, stelen van de velden of huizen van de rijken. De zogenaamde ‘voedselcriminaliteit’ speelt in de zestiende en zeventiende eeuw een grote rol in de disciplinaire procedures (waarschuwing, berisping, schorsing, boete, ontslag enz.), waarbij één thema steeds maar herhaald wordt: het ‘duivelse banket’ in de heksenprocessen. Blijkbaar werd het smullen van geroosterd schapenvlees, witbrood en wijn als een duivelse daad beschouwd van het ‘gewone volk’.

De armen beschikten over een heel belangrijk wapen in hun strijd om te overleven: hun eigen uitgehongerde lichamen. In tijden van hongersnood omsingelden hordes zwervers en bedelaars, halfdood van honger en ziekte, de mensen die het goed hadden. De rijken werden van heel dichtbij geconfronteerd met uitgemergelde lichamen en wonden, waardoor ze in een staat van constante angst leefden voor besmetting en opstand. Federici citeert een paar voorbeelden: ‘Je kunt niet door een straat lopen of op een plein stoppen zonder massa’s om je heen die om liefdadigheid smeken: je ziet honger geschreven op hun gezichten, hun ogen als ringen zonder edelsteen, de ellende van hun lichamen met huiden die alleen gevormd zijn door botten.’ En: ‘Het was onmogelijk om de mis bij te wonen, zozeer werd men tijdens de dienst lastiggevallen door ellendige mensen die naakt en bedekt met zweren waren.’* Hè ja, wat naar nou…

Overal verzetten massa’s mensen zich tegen de vernietiging van hun vroegere bestaanswijze. Er was strijd gaande tegen de privatisering van land, de afschaffing van gewoonterechten, het opleggen van nieuwe belastingen, loonafhankelijkheid en de voortdurende aanwezigheid van legers in hun buurten. Verpaupering, rebellie en de escalatie van ‘misdaad’ zijn de structurele elementen van kapitalistische accumulatie. Voor de opeenhoping van kapitaal moet het kapitalisme de arbeidskrachten haar reproductiemiddelen afnemen om de eigen heerschappij op te leggen. Een bewering die standhoudt, ook al waren tegen de negentiende eeuw in de industrialiserende regio’s van Europa de meest extreme vormen van proletarische ellende en rebellie verdwenen. Aan de proletarische ellende en opstanden kwam geen einde, het werd alleen maar iets minder naarmate de superuitbuiting van arbeiders werd geëxporteerd, eerst door de institutionalisering van de slavernij, en later door de voortdurende uitbreiding van de koloniale overheersing.*

*Silvia Federici, Caliban and the witch, 2004; de afbeelding komt van een bron die ik pas 26 maart 2023 vond: The anarchist library.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder