Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 759 Wortels vrouwenonderdrukking: Federici (17)

Een feestelijke bijeenkomst op een West-Indische plantage. Vrouwen vormden het hart van dergelijke bijeenkomsten, aangezien zij het hart waren van de tot slaaf gemaakte gemeenschap en de trouwste verdedigers van de cultuur die uit Afrika was meegebracht. Uit: Caliban and the witch, 2004. Bron afbeelding: zie link in laatste alinea.

In de plantagegemeenschappen van het Caribisch gebied werden door geïnstitutionaliseerd racisme de verschillen tussen Europeanen en Afrikanen in de loop van de tijd steeds groter. In de Zuid-Amerikaanse koloniën verliep dat minder ‘succesvol’ (zie ook aflevering 758). Vooral vrouwen uit de lage klasse vonden elkaar en keken niet naar huidskleur en afkomst. Ze deelden hun hachelijke economische positie en het geïnstitutionaliseerde misbruik door mannen (zie ook aflevering 757). In de archieven van de inquisitie in het achttiende-eeuwse Mexico zijn getuigenissen verzameld van magische en ketterse overtuigingen, met als doel dit uit te roeien. Het project bleek hopeloos en al snel verloor de inquisitie interesse, ervan overtuigd dat volksmagie niet langer een bedreiging vormde voor de politieke orde. Maar die getuigenissen onthullen het bestaan van meerdere uitwisselingen tussen vrouwen in zaken die verband houden met magische genezingen en liefdesremedies.*

Deze vrouwen uit verschillende landen gaven elkaar tips en middelen, wisselden kennis en ervaring uit, en bouwden zo een nieuwe culturele realiteit uit hun magische tradities. Hun systeem liep parallel aan het opgelegde kerkse geloof en verspreidde zich even snel als het christendom in de Nieuwe Wereld. In de ogen van de inquisitie waren deze vrouwen en hun aanhangers mensen ‘zonder rede’. De bonte vrouwenwereld die ontstond is een veelzeggend voorbeeld van de bondgenootschappen die vrouwen, over koloniale en kleurlijnen heen, konden bouwen. Hun basis was hun gemeenschappelijke ervaring en interesse in het delen van de traditionele kennis en praktijken om hun reproductie te beheersen en seksediscriminatie te bestrijden.*

Toen in Mexico en Peru de bevolking afnam, kwamen de Spaanse bezetters met de beproefde kapitalistische strategie: ze maakten vrouwen en kinderen en, nou ja, zo’n beetje alles, tot bezit van mannen. Het werk en daarmee hun autonomie werd vrouwen afgenomen. Er kwam een verbod op het scheiden van echtparen om voor een toenemend kindertal te zorgen, waardoor vrouwen gedwongen werden hun mannen te volgen, tot en met de giftige dampen in de mijnen aan toe. De Franse jezuïeten waren ook lekker bezig midden zeventiende eeuw, in Canada. De nomadische Indiase Montagnais-Naskapi moesten nodig bekeerd worden en tot burgers van ‘nieuw Frankrijk’ gemaakt. Het volk had in grote harmonie geleefd, jagend en vissend op het oostelijke schiereiland Labrador. Ze waren vrijgevig, hadden een vrije seksuele moraal, en hadden geen enkel idee van privébezit, autoriteit of mannelijke superioriteit. Daarnaast weigerden ze hun kinderen te straffen.*

De jezuïeten, geschokt door het ‘gebrek aan moraal’ bij de Montagnais-Naskapi (wat een wilden waren het toch, nou, tjonge jonge), besloten daar verandering in te brengen. Ze gingen het vredig levende volk wat ‘basiselementen’ van de beschaving bijbrengen, niet in de laatste plaats om van hen betrouwbare handelspartners te maken. Er was namelijk een bloeiende pelshandel ontstaan en die moest wel veiliggesteld worden. Sommige Naskapi-mannen wilden wel een commerciële relatie met de Fransen aangaan en waren bereid naar ze te luisteren. Die ‘basiselementen’ van ‘beschaving’ somt Federici op, maar moet ik dat nog opschrijven? Het is steeds hetzelfde verhaal: man de baas, vrouwen het nederige dienstertje, en daarnaast natuurlijk de bekrompen christelijke seksuele moraal, inclusief het slaan van kinderen. Het lukte bijster slecht om ‘beschaving’ bij te brengen, maar oh victorie, op een dag sloeg iemand voor het eerst een meisje in het openbaar. De jezuïeten vonden dat slaan zo belangrijk, omdat ze ervan overtuigd waren dat de normale, in hun ogen buitensporige, genegenheid van de Montagnais-Naskapi voor hun kinderen een bekering van die kinderen in de weg zou staan.* En ziehier de niet verrassende basis van het christendom, het onthouden van genegenheid en het toepassen van geweld en vernedering.

Op de plantages ging het er anders aan toe, daar werd ieder menselijk wezen opgebruikt tot de dood en was het maken van nieuwe uit te buiten menselijke wezens minder belangrijk. Hier geen speciale behandeling van vrouwen, zij werkten met de mannen even hard in de velden. Nou ja, ze werden niet helemaal hetzelfde behandeld als de mannen, want vrouwen:

  • kregen minder te eten;
  • werden seksueel belaagd door hun uitbuiters;
  • kregen wredere straffen te verduren;
  • konden elk moment seksueel vernederd worden;
  • werden gewoon verrot geslagen als ze zwanger waren.*

Het verrot slaan van zwangere vrouwen stopt na 1807, als de slavenhandel wordt afgeschaft en de uitbuiters ineens bedenken dat een ‘slavenfokprogramma’-beleid wel handig is. Ze hadden altijd al vrouwen aangemoedigd meer of minder kinderen te krijgen, afhankelijk van de hoeveelheid veldarbeid, maar toen het aanbod tot slaaf gemaakte Afrikanen afnam begon een systematischere en intensere regulering. In Europa stond op gebruik van anticonceptie de doodstraf om vrouwen tot voortplanting te dwingen. Op de plantages betekende het opgelegde fokbeleid dat vrouwen meer aanrandingen verduren kregen. Toch faalde dat beleid, want de geboortecijfers op de plantages bleven abnormaal laag. Hoe dat kwam? Waarschijnlijk door:

  • gedwongen zware arbeid en andere fysieke belastingen door de harde omstandigheden;
  • verbittering van vrouwen over hun gebrek aan vrijheid;
  • regelrecht verzet tegen de voortdurende uitbuiting, wat het waarschijnlijkst is gezien de bevolkingsgroei onder de uitgebuite mensen toen ze eenmaal bevrijd waren.*

De weigering van vrouwen om slachtoffer te worden, hervormde ook de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen. Zo veranderden op de Caribische eilanden de tot slaaf gemaakte vrouwen zichzelf in semi-vrije marktverkopers. Planters hadden om kosten te besparen de door hen uitgebuite mensen een lapje grond gegeven: konden ze mooi zelf in hun levensonderhoud voorzien. Wat ze niet bedacht hadden was dat het zelf produceren van gewassen om te eten of te verkopen de eigen onafhankelijkheid versterkte. Vooral vrouwen wisten dit tot een succes te maken. Als semi-vrije marktverkopers wisten ze voor zichzelf tot midden achttiende eeuw een plaats in de plantage-economie te veroveren. Ze droegen bij aan de uitbreiding, zo niet de creatie, van de voedselmarkt van het eiland. Ze kwamen in contact met witte vrouwen en er ontstonden samenwerking en de opbouw van een uitgestrekt netwerk van koop- en verkooprelaties, buiten de koloniale autoriteiten om.*

*Silvia Federici, Caliban and the witch, 2004; de afbeelding komt van een bron die ik pas 26 maart 2023 vond: The anarchist library.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder