De tot slaaf gemaakte vrouwen op de Caribische eilanden wisten zichzelf een belangrijke plaats te veroveren als semi-vrije marktverkopers (zie aflevering 759). Natuurlijk komen de bezetters en uitbuiters met wetten en verboden, maar de vrouwen gaan door en vormen eind achttiende eeuw een boerenbevolking met praktisch een monopolie op de eilandmarkten. Ze hadden een beslissende impact op de witte populatie, vooral witte vrouwen, door hun activiteiten als genezers, zieners en experts in magische praktijken. Ze overheersten daarmee in de keukens, en slaapkamers, van hun uitbuiters. Deze vrouwen werden gezien als het hart van de gemeenschap van tot slaaf gemaakte mensen.*
Bezoekers waren onder de indruk van hun gezang, hun hoofddoeken en jurken, en hun buitengewone manier van spreken, wat nu begrepen wordt als een manier om hun bazen voor gek te zetten. Afrikaanse en Creoolse vrouwen beïnvloedden de gewoonten van arme witte vrouwen, die net als deze zwarte vrouwen hun kinderen op de heupen vastbonden en op hun hoofden dienbladen met goederen balanceerden. Maar de belangrijkste prestatie van deze vrouwen was de ontwikkeling van een politiek van zelfredzaamheid, gebaseerd op overlevingsstrategieën en vrouwennetwerken. Ze creëerden de fundamenten van een nieuwe vrouwelijke Afrikaanse identiteit en de fundamenten voor een nieuwe samenleving. Het kapitalisme probeerde schaarste en afhankelijkheid als structurele levensvoorwaarden op te leggen. De nieuwe samenleving waaraan de Afrikaanse vrouwen bouwden zette zich in om de fundamentele bestaansmiddelen, te beginnen met het land, de productie van voedsel en de intergenerationele (wisselwerking tussen generaties) overdracht van kennis en samenwerking, opnieuw terug te leggen en te concentreren in vrouwenhanden.*
Na deze inspirerende alinea’s keert Federici weer terug naar de kapitalistische ontwikkeling en de constructie van een nieuwe patriarchale orde, waarbij vrouwen gedoemd raakten de bedienden van mannen te worden. Een nieuwe seksetaakverdeling dwong een verschil tussen mannen en vrouwen af in:
- taken die ze zouden moeten uitvoeren;
- hun ervaringen;
- hun levens;
- hun relatie tot kapitaal en andere sectoren van de werkende klasse.*
Nu wordt vrijwel altijd beweerd dat door de specialisatie van werktaken het kapitalisme de sprong in arbeidsproductiviteit heeft teweeggebracht. Feit is dat vooral het unieke proces van arbeids- en sociale degradatie van vrouwen (zie ook afleveringen 744, 751, 757) een enorme stimulans was voor de opeenhoping van kapitaal. Dit was fundamenteel voor de voordelen van de kapitalistenklasse. Het machtsverschil tussen vrouwen en mannen en het verbergen van de onbetaalde arbeid van vrouwen onder de dekmantel van natuurlijke minderwaardigheid, hebben het kapitalisme in staat gesteld om dat deel van de werkdag waarvoor geen loon werd verstrekt enorm uit te breiden. Het lukte de kapitalisten om het (mannelijke) loon te gebruiken voor de opeenhoping van het werk door vrouwen* (ik denk dat Federici hier het onbetaalde werk door vrouwen bedoelt, maar ze heeft dat niet zoduidelijk opgeschreven).
Dit alles was in veel gevallen ook superhandig om klassentegenstellingen om te buigen in een tegenstelling tussen mannen en vrouwen. Zo is de primitieve accumulatie (zie aflevering 743 als je niet meer weet wat dit ook alweer betekent) vooral een opeenstapeling geweest van verschillen, ongelijkheden, hiërarchieën en verdeeldheid, die arbeiders van elkaar en zelfs van zichzelf hebben vervreemd. Nu werkten mannelijke arbeiders vaak mee aan dit proces, want ja, zij wilden hun macht qua kapitaal graag behouden. Dus ook zij deden lustig mee aan het devalueren en disciplineren van vrouwen, kinderen en de door de kapitalistische klasse gekoloniseerde bevolkingsgroepen. Ze betaalden daarvoor een fikse prijs: zelfvervreemding en de ‘primitieve disaccumulatie’ van hun eigen individuele en collectieve macht.*
Federici gaat hierna in op filosofische debatten die tijdens de kapitalistische ontwikkeling ontstonden. Haar aandacht gaat uit naar een van de voorwaarden voor kapitalistische ontwikkeling: het proces van, in de woorden van Michel Foucault, de ‘disciplinering van het lichaam’. Volgens Federici bestond dat proces uit een poging van staat en kerk om de krachten van het individu om te zetten in arbeidskracht. In de zestiende eeuw ontstond op elk gebied – het podium, de preekstoel, de politieke en filosofische verbeelding – een nieuw concept van de persoon. In de zeventiende eeuw maakten de geleerde mannen zich druk om het conflict tussen rede en passie in de mens. De rede, zo bedachten ze, staat voor spaarzaamheid, voorzichtigheid, verantwoordelijkheidsbesef en zelfcontrole. De passie stond in hun ogen gelijk aan de lage instincten van het lichaam, zoals ontuchtigheid, ledigheid, systematische verspilling van je vitale energieën. Deze tegenstellingendiscussie is deel van het bredere proces van sociale hervorming.*
*Silvia Federici, Caliban and the witch, 2004; de afbeelding komt van een bron die ik pas 26 maart 2023 vond: The anarchist library.