Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 762 Wortels vrouwenonderdrukking: Federici (20)

In het Compendium Anatomicum (1696) van J. Case, is een plantenman getekend, het tegenovergestelde van de mechanische mens. De bloedvaten zijn twijgjes die uit het menselijk lichaam groeien. Uit: Caliban and the witch, 2004. Bron afbeelding: zie link in laatste alinea. Inkleuring, toevoeging vogeltjes en zwaan: Susan Hol.

Nu hadden de kapitalisten het behoorlijk goed voor elkaar met de ontwikkeling om het lichaam te beschouwen als een stuk gereedschap (zie aflevering 761), maar ja, er heersten ook talloze andere ideeën over het lichaam die niet handig waren om mensen zover te krijgen hun lichaam te beschouwen als iets buiten zichzelf, als een van hen losstaande arbeidskracht. Dus het lichaam moest dood, althans, het in de middeleeuwse wereld sterk levende idee van het lichaam als vergaarbak van magische krachten. Dus werd alles op alles gezet om dat idee te vernietigen.

Terwijl de filosofen lekker losgingen met hun mechanische theorieën en de dingen die daarin niet pasten als irrationeel beschouwden, brandmerkte de staat elke door die filosofen genoemde ‘irrationaliteit’ als een misdaad. Het lichaam als machine had nooit een model van sociaal gedrag kunnen worden zonder deze vernietiging door de staat. Dus op het hoogtepunt van het ’tijdperk van de rede’ – het tijdperk van scepticisme en methodische twijfel – vond een woeste en meedogenloze aanval op het lichaam plaats, van harte ondersteund door velen die de nieuwe doctrine onderschreven. En wie moeten het dan vooral ontgelden? Vrouwen, ofwel de zogenaamde heksen. Elke magische visie op de wereld was tot groot verdriet van de bezittende klasse, ondanks alle wrede inspanningen van de kerk, de hele middeleeuwen populair gebleven.*

Aan de basis van magie lag een animistische opvatting van de natuur (alles op aarde heeft een ziel, óók donder, wind, regen en vuur, zon, maan, rivieren, zand en rotsen) die geen enkele scheiding toeliet tussen materie en geest. Het stelde dus de kosmos voor als een levend organisme, bevolkt door occulte krachten, waarbij elk element in relatie stond met de rest. De natuur werd gezien als een universum van tekens en handtekeningen die ‘gelezen’ moesten worden en waarbij elk element – kruiden, planten, metalen en vooral het menselijk lichaam – de eigen deugden en krachten verborg. Binnen een verscheidenheid aan praktijken, zoals handlijnkunde, waarzeggerij, het gebruik van amuletten, eigenden mensen zich de geheimen van de natuur toe om haar krachten af te stemmen op de menselijke wil.*

Magie opende een groot aantal mogelijkheden, bijvoorbeeld om kaartspellen te winnen, onbekende instrumenten te bespelen, onzichtbaar te worden, iemands liefde te winnen, immuniteit te verwerven in oorlog, of kinderen te laten slapen. Allemaal hartstikke vervelend voor het kapitalisme, want mensen konden krijgen wat ze wilden zonder ervoor te werken. Daar kwam nog bij dat magie berustte op een kwalitatieve opvatting van ruimte en tijd, zoals de overtuiging dat er dagen van geluk en ongeluk waren, ofwel dagen waarop je kon reizen, verhuizen, trouwen en werken, of dat juist uit je hoofd moest laten. Hoe moest de kapitalist nu vaste werkpatronen opleggen aan proletariërs met zulke ideeën, hopeloos natuurlijk. De kapitalistische arbeidsdiscipline kwam ook niet van de grond door de opvatting dat de kosmos speciale krachten toeschreef aan het individu: iemand kon de magnetische blik hebben, het vermogen om zichzelf onzichtbaar te maken, het lichaam te verlaten en de wil van anderen te ketenen door magische bezweringen.*

Of al deze krachten echt of denkbeeldig waren doet er niet zo toe, feit is dat alle pre-kapitalistische samenlevingen erin geloofden. Federici wijst op de hedendaagse heropleving van magische overtuigingen. Volgens haar kan dat nu ook weer, omdat de mechanisering van het lichaam een in steen gebeiteld onderdeel van het individu is geworden, in ieder geval in de geïndustrialiseerde landen. Het geloof in occulte krachten zal mensen nu niet meer aanzetten tot werkweigering, zoals in de zeventiende eeuw wel gebruikelijk was en wat kapitalisten tot een ware terreurcampagne bracht. Filosofen stonden in de rij om de haat tegen magie te voeden. Zelfs de materialist en navolger van René Descartes, Thomas Hobbes, riep op om bijgelovigheid uit te roeien, zodat mensen veel meer klaar waren voor burgerlijke gehoorzaamheid.*

De brandstapels waarop heksen en andere beoefenaars van magie stierven, en de kamers waarin hun martelingen werden uitgevoerd, vormden een laboratorium voor veel sociale discipline en veel kennis over het lichaam. Hier werden voorspelbare en controleerbare mechanismen gekweekt en alles wat irrationeel werd bevonden uitgeroeid. Hier werd bedacht dat bloed en marteling nodig waren om een beest te kweken met een regelmatig en gelijksoortig gedrag. Heel belangrijk bij dit alles was dat abortus en gebruik van anticonceptie als misdrijf werden genoteerd, zodat het vrouwenlichaam met haar gemechaniseerde baarmoeder (kindertjes/arbeiders kweken) in handen van de staat en de medische wereld kwam. Al het staatsgeweld voorkwam niet dat het kweken van brave burgers een langzaam proces was dat tot in de achttiende eeuw duurde. Er was steeds zeer sterke weerstand.*

Bij de galgen ontstond vaak een grote strijd om het lichaam. Verwanten waren mordicus tegen het ontleden van het lichaam door wetenschappers, want een in stukken gesneden lichaam kon niet meer herrijzen. Bovendien leefde het idee dat een lichaam ook na de dood krachten bezat. Het lijk riep geen afkeer op en werd niet behandeld als iets verrots of raars. Aan de andere kant stonden de chirurgen met hun opvatting dat het lichaam dood was, zelfs als het nog leefde, want ja, het was slechts een mechanisch apparaat dat je gewoon net als elke andere machine uit elkaar kon halen. Die strijd rond de galgen laat ook het geweld rond wetenschappelijk onderzoek zien. De voortgang van de anatomie hing af van het vermogen van de chirurgen om de lichamen van de gehangenen uit de handen van nabestaanden weg te rukken, wat weer nauw verbonden was met pogingen van de staat om controle te krijgen over een onwillig arbeidsleger.*

De machine werd een model voor sociaal gedrag. In de sociale wetenschappen is het disciplineren van het sociale lichaam het duidelijkst. Hun ontwikkeling was gebaseerd op het gelijksoortig maken van sociaal gedrag (homogenisering) en de constructie van een prototypisch individu, een model voor alle mensen om daaraan te voldoen. Marx noemde dit ‘abstract individu’. Het was een sociaal gemiddelde, ontdaan van elke typische karaktertrek die mensen zo uniek maakt, met alle vermogens zo gestandaardiseerd als het maar kon. De constructie van dit nieuwe individu was de eerste machine die door het kapitalisme werd ontwikkeld, dus niet de stoommachine en zelfs niet de klok.*

Maar als het lichaam een machine is, hoe krijg je dat dan aan de praat, aan het werk? Als eerste moet natuurlijk die magische toverstaf, ofwel elke vorm van magisch denken, de deur uit. Het rationele zelf, gescheiden van het lichaam, moest af van haar solidariteit met haar lichamelijke werkelijkheid en de natuur. Het rationele zelf moest lichaam en natuur gaan domineren. Heus wel geplaagd door die vervelende hartstochten, moest de geest gaan heersen over deze hartstochten en hierbij de wil inzetten, want met de wil kun je voorkomen dat je passies omzet in acties. De mens moest dus leren om alles wat niet rationeel was te knechten: een verinnerlijking van de machtsmechanismen. De rede werd rechter, inquisiteur (geloofsrechter), beheerder, bestuurder.*

De bedenksels van René Descartes staan aan de oorsprong van al deze zaken. Door de geest de baas te maken over het lichaam en de wil de controle te geven over alle noden, behoeften, verleidingen, reacties en lichaamsreflexen, werd het mogelijk het lichaam te dwingen om los van alle verlangens te werken volgens regels van buitenaf. Het christelijke idee van de onsterfelijkheid van de ziel paste hier best lekker bij. De ideeën van Descartes waren hartstikke populair bij de hogere klassen doordat het een soort zelfbeheersingsprogramma aanreikte. Ideaal om de arbeidersklasse, ofwel die lichamen als machine, eindelijk aan de praat te krijgen: door iets wat die machine van binnenuit drijft. De kapitalisten hadden allang gemerkt dat iets van buitenaf opleggen echt niet werkte, hoe wreed en gemeen je ook deed.*

Met de geest als baas functioneert het individu tegelijkertijd als meester en slaaf. In het grotere plaatje is de heersende klasse de geest bij uitstek en het proletariaat het lichaam. Het individu raakt zo vervreemd van het eigen lichaam, dat er zoiets als individuele identiteit ontstaat, iets dat anders is dan het lichaam, een eeuwige tegenstelling. Ofwel, de opkomst van het alter ego, de geboorte van het individu in de kapitalistische samenleving. Het lichaam wordt iets dat moet worden beoordeeld, ontwikkeld en op afstand gehouden voor het gewenste resultaat. In dit proces verloor het lichaam alle ideeën over haar natuurlijke kanten en werd ‘lichaam’ een puur rationele term. Natuurlijk moest ook de elite aan de bak, want hun menselijke neigingen waren niet anders dan die van het proletariaat. Vechten tegen het ‘beest’ en de ‘duisternis’ in jezelf, het conflict tussen begeerte en rede, werd ook hun pakkie-an.*

*Silvia Federici, Caliban and the witch, 2004; de afbeelding komt van een bron die ik pas 26 maart 2023 vond: The anarchist library.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder