Feuilleton Abramovic - PhD

Aflevering 764 Wortels vrouwenonderdrukking: Federici (22)

Omdat ik geen zin heb in een herhaling van de oude mensonterende, vernietigende afbeeldingen van vrouwen, hierbij de monstrificatie van mij (pre-Alopecia 😉) door Yasmin Sheikh, als een soort vrolijke heks.

De heksenjacht was een essentieel aspect van primitieve accumulatie (zie aflevering 743 voor uitleg over deze term) en de weg naar het kapitalisme. De propaganda tijdens de Verlichting (±1685-1815) luidde dat de heksenjacht een laatste vonkje in een stervende feodale wereld was. Niets is minder waar, want in die zogenaamde bijgelovige, duistere middeleeuwen werd er helemaal niet aan heksenjacht gedaan. Het hele begrip ‘hekserij’ kreeg pas in de late middeleeuwen vorm. Er waren in de zogenaamde donkere middeleeuwen nooit massale processen en executies, ondanks het feit dat magie deel was van het dagelijks leven en dat het, sinds het late Romeinse rijk, door de heersende klasse werd gevreesd als een instrument van ongehoorzaamheid onder tot slaaf gemaakte mensen.*

In de zevende en achtste eeuw werd de misdaad van maleficium (kwaadwillig handelen door heksen en tovenaars) geïntroduceerd in de wetboeken van de nieuwe Duitse koninkrijken, net als in het Romeinse wetboek. Een juridische innovatie, ingegeven door de angst voor opstandige tot slaaf gemaakte mensen. Toch werden er in die tijd alleen magische praktijken gestraft die schade toebrachten aan personen en dingen. De rol van de kerk was het bekritiseren van mensen die in magische daden geloofden. De situatie veranderde halverwege de vijftiende eeuw, een tijd van volksopstanden, epidemieën en beginnende feodale crisis. Pas dán beginnen de eerste heksenprocessen (in Zuid-Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië) en verschijnen de eerste beschrijvingen van een heksensabbat en de ontwikkeling van de beginsels van hekserij. Tovenarij werd toen uitgeroepen tot een vorm van ketterij en de hoogste misdaad tegen God, de natuur en de staat.*

Tussen 1435 en 1487 werden achtentwintig (28!) verhandelingen over hekserij geschreven. Hoogtepunt van al die publicaties kwam in 1486, aan de vooravond van Columbus’ reis. De schrijver was Heinrich Kramer, inquisiteur van de paus en zelf leider van verschillende heksenprocessen. Hij publiceerde het beruchte boek Malleus Maleficarum, ofwel de Heksenhamer, een handboek met de meest effectieve foltermethoden. Voorafgaand aan de publicatie was een nieuwe pauselijke bul verschenen, een document waarin werd aangegeven dat hekserij een nieuwe bedreiging was en werd opgeroepen tot de vervolging van heksen.* en (ook voor meer info over de Heksenhamer) **

Het ging niet per se gemakkelijk, die vervolging van vrouwen, want het intellectuele klimaat tijdens de Renaissance was, vooral in Italië, nogal vol van scepsis over alles wat met het bovennatuurlijke te maken had. Italiaanse intellectuelen keken met ironie naar de verhalen van de kerk over de daden van de duivel, en benadrukten vooral de snode macht van goud en geld. Na midden zestiende eeuw, in de decennia van de misdaden van de Spaanse conquistadores in wat nu Amerika heet, escaleerde het aantal vrouwen dat als heks werd berecht. Het initiatief voor de vervolging verschoof van de inquisitie naar de wereldlijke rechtbanken. De piek van de heksenjacht lag tussen 1580 en 1630, toen feodale relaties al plaatsmaakten voor de economische en politieke instituties die typerend zijn voor het winstjagende handelskapitalisme. In de lange periode van ellende en geweld (allerlei landen waren met elkaar in oorlog), vermenigvuldigde de inzet in een bijna een stilzwijgende overeenkomst tussen vele landen (dus ondanks die oorlogen) en begon de staat het bestaan van heksen aan de kaak te stellen en het initiatief tot vervolging te nemen.*

Het was de Carolina – de keizerlijke wet die in 1532 door de katholieke Karel V werd uitgevaardigd – die vastlegde dat hekserij met de dood bestraft moest worden. In het protestantse Engeland werd de vervolging van vrouwen gelegaliseerd met drie parlementaire acties die in 1542, 1563 en 1604 passeerden, waarbij de laatste de doodstraf introduceerde als zelfs geen enkele schade was toegebracht aan personen en dingen. Na 1550 werden ook in Schotland, Zwitserland, Frankrijk en in Spaans Nederland, wetten en verordeningen aangenomen die hekserij tot een halsmisdaad maakten en de bevolking aanspoorden om verdachte heksen aan te geven. In de erop volgende jaren werden deze wetten opnieuw uitgevaardigd om het aantal vrouwen dat kon worden geëxecuteerd te verhogen en om hekserij als zodanig dé halsmisdaad te maken in plaats van eventuele schade toegebracht aan anderen.*

De mechanismen van de vervolging bevestigen dat de heksenjacht geen spontaan proces was. Christina Larner (1933-1983), Brits historica met baanbrekende studies over Europese hekserij en hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Glasgow, heeft voor Schotland aangetoond dat een heksenjacht veel officiële organisatie en administratie vergde. Er vond een gestage indoctrinatie plaats, waarbij autoriteiten publiekelijk lieten weten bang te zijn voor de verspreiding van heksen en van dorp naar dorp reisden om mensen te leren hoe ze heksen konden herkennen. Er waren gerichte zoektochten, namenlijsten van verdachte heksen werden doorgegeven en verraad werd aangemoedigd, inclusief de mogelijkheid om anoniem iemand te beschuldigen van hekserij. Er werd gedreigd met straffen voor degenen die vrouwen verborgen hielden of te hulp kwamen. Was een vrouw eenmaal verdacht, dan deed de predikant vanaf de preekstoel nog een duit in het zakje: hij riep de gelovigen op om tegen haar te getuigen en verbood iedereen haar te helpen.*

De heksenjacht was ook de eerste Europese vervolging die gebruikmaakte van multimediale propaganda om een massapsychose onder de bevolking te veroorzaken. Er werden pamfletten verspreid (een van de eerste taken van de drukpers) met beschrijvingen van de beroemdste processen en details van gruwelijke daden, om het publiek te wijzen op de gevaren van de heksen. Kunstenaars werden aangetrokken voor de vernietigendste heksenportretten, maar juristen, magistraten en demonologen, vaak een en dezelfde persoon, droegen het meest bij aan de vervolging. Zij systematiseerden argumenten, beantwoordden critici en perfectioneerden een juridische machine. De mannen van de wet konden bij hun werk rekenen op de medewerking van intellectuelen, waaronder de filosofen en wetenschappers die nog steeds worden geprezen als de grondleggers van het moderne rationalisme, zoals Thomas Hobbes en Jean Bodin. De laatste was een Franse beroemdheid, jurist en haatte vrouwen: ze moesten dóód! Liefst levend verbrand en niet barmhartig gewurgd voordat ze in de vlammen werden gegooid. Ze moesten worden geroosterd, zodat hun vlees zou rotten voor de dood, en ook kinderen moesten verbrand worden volgens Bodin.*

En Bodin was niet de enige. In deze ‘eeuw van genieën’ – Bacon, Kepler, Galileo, Shakespeare, Pascal, Descartes – een eeuw die de triomf van de copernicaanse revolutie beleefde, de geboorte van de moderne wetenschap, en de ontwikkeling van filosofisch en wetenschappelijk rationalisten, werd hekserij een van de favoriete debatonderwerpen voor de Europese intellectuele elite. Rechters, juristen, staatsmannen, filosofen, wetenschappers en theologen werden allemaal in beslag genomen door het ‘probleem’. Ze schreven pamfletten en demonologieën. Ze waren het erover eens dat hekserij de meest snode misdaad was en riepen op tot bestraffing ervan. De heksenjacht was dus een groot politiek initiatief.*

*Silvia Federici, Caliban and the witch, 2004.

** Historiek.net, De Heksenhamer, geraadpleegd 21 mei 2023.

About the author

Susan Hol

Ontdek meer van Susan Hol

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder