Foto omslag overgenomen van bol.com.
Marina Abramović’ grootmoeder nam de kleine Marina in huis omdat ze zich zorgen maakte over haar gezondheid. Uit die tijd stamt ook een vrij typisch verhaal, genoteerd door James Westcott in When Marina Abramović dies (2014, p.13).
Dat verhaal gaat als volgt: grootmoeder Milica moest kleindochter Marina op een dag even alleen thuis laten. Ze zette haar kleindochter aan tafel met een glas water voor zich en zei dat Marina moest blijven zitten. Ze zou gauw weer terug zijn. Twee uur later kwam Milica terug. Ze zag dat haar kleindochter in exact dezelfde houding zat als toen ze wegging en niet eens een slokje water had genomen.
Toen ik dit las was mijn eerste gedachte: als iets Abramović performances kenmerkt, is het wel dit soort uithoudingvermogen. Of moet je het wilskracht noemen? Of is het een soort hardnekkige koppigheid, een gevoel van ‘ik zal ze eens wat laten zien’?
Abramović zelf vertelt dat ze op haar zesde teruggestuurd werd naar haar ouders (bijv. in het boek Getting there, Segal, 2015, p. 109), maar Westcott (2014, p.15) laat ons weten dat ze met haar grootmoeder in het huis van haar ouders gaat wonen omdat er een baby op komst is, het broertje van Abramović.
Voor Abramović breekt dan een periode aan die ze zelf omschrijft als ‘heel ongelukkig. Ik ben opgegroeid met ongelooflijke controle, discipline en geweld thuis. Alles was extreem. Mijn moeder kuste me nooit. Toen ik vroeg waarom, zei ze: “Om je niet te verwennen, natuurlijk.” Ze had een bacteriefobie, zodat ze me niet toestond om met andere kinderen te spelen uit angst dat ik misschien een ziekte zou krijgen. […] Ik bracht het grootste deel van mijn tijd alleen door op mijn kamer. Er waren veel, veel regels. Alles moest in perfecte staat zijn. Als ik slordig in bed sliep, maakte mijn moeder me midden in de nacht wakker en droeg me op om recht laten slapen.’ (Getting there, Segal, 2015, p. 109.)
En zo gaat het nog even door…