Hoe moet je nou een kunstwerk, een object waarderen?
Volgens de filosoof Immanuel Kant (1724-1804) speelt belangeloosheid daarbij een belangrijke rol. Hij schreef ooit: Das Wohlgefallen, welches das Geschmacksurteil bestimmt, ist ohne alles Interesse. Dit betekent zoiets als: Het genoegen, dat het smaakoordeel bepaalt, is zonder enig belang. In deze zin van Kant spelen drie dingen een rol: genoegen (Wohlgefallen), smaakoordeel (Geschmacksurteil) en belang (Interesse).
Belang hangt volgens Kant samen met het aangename en het goede. Het aangename is iets dat voldoening geeft, het vervult direct een begeerte. Je hebt bijvoorbeeld trek en ruikt appeltaart. Dat wil je! Gelukkig krijg je een stuk. Het is dan heel aangenaam om van de appeltaart te kunnen en mogen eten, je vervult meteen een begeerte. Het goede is dat wat gewaardeerd wordt als je juist handelt. Het goede heeft alles te maken met moraal en ethiek. Kant heeft daar erg veel en diepgaand over geschreven. Een kort voorbeeld als verduidelijking: je redt een kind uit het water en krijgt daarvoor waardering van het kind, zijn ouders en omstanders. Er verschijnt een stukje in de krant over jou als held en misschien is er een ontvangst voor je geregeld op het stadhuis. Wij mensen zijn het erover eens dat een kind uit het water redden een moreel goede handeling is.
Genoegen hangt samen met belang. Kant ziet twee tegengestelde vormen: genoegen verbonden met een belang en belangeloos genoegen. Het genoegen verbonden met een belang vervult direct een begeerte (lekker appeltaart eten) of bestaat uit waardering bij het juiste handelen. Genoegen zonder belang doet dat niet, het vervult niet direct een begeerte en heeft ook niet te maken met juistheid van handelen.
Smaakoordeel gaat bij Kant over een schoonheidsoordeel. Je ziet een object, bijvoorbeeld een gebouw of een kunstwerk, dat je bevalt en je roept ‘Mooi!’. Het smaakoordeel is dus geen oordeel over de smaak van een maaltijd, een verse appeltaart of een goede kop koffie.
Kant stelt dus dat een goed smaakoordeel wordt bepaald door belangeloos genoegen. Pas als er sprake is van belangeloos genoegen, kun je een goed en passend smaakoordeel geven. Kant heeft liever niet dat jouw oordeel over een bepaald object, kunstwerk, ingegeven wordt door wat je lekker of niet lekker vindt, door waar je van houdt of waar je een hekel aan hebt, door wat je goed of slecht vindt. Nee, een passend en zuiver oordeel over een object moet van Kant zonder dit soort belangen zijn: Man muß nicht im mindesten für die Existenz der Sache eingenommen, sondern in diesem Betracht ganz gleichgültig sein.
Een voorbeeld: je ziet het portret van de koningin met een blauwe hoed. Je kunt dan gaan vertellen hoe fantastisch je vrouwen vindt die hoeden dragen, of je zegt dat je altijd al een hekel hebt gehad aan de kleur blauw die de hoed heeft, of je laat weten dat je het koningschap een gepasseerd station vindt. Al deze oordelen zijn ingegeven door (eigen)belang. Je bekijkt het portret niet als een object op zich, maar laat het werken als een uitlokker van je (voor)oordelen. Je laat je leiden door ‘Reize und Rührungen’, zoals Kant dat noemt. Wil je een zuiver en passend oordeel vellen, dan moet je je volgens Kant vooral laten leiden door de vorm van het object.
Op die manier kun je een object waarderen, zonder dat het water je in de mond loopt (appeltaart) en zonder dat je bezig bent met wel of niet juist handelen.