Omslag ‘Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur’, overgenomen van bol.com.
Buikema, Rosemarie & Plate, Liedeke (Red.). (2015). Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur, Bussum: Uitgeverij Coutinho. Tweede, herziene druk. 453 pagina’s, € 44,50, ISBN 9789046905012. Deze recensie is verschenen in Tijdschrift voor Genderstudies(19) (4), 489-493.
Drie edities
Alweer 23 jaar geleden rolde vers van de pers het allereerste handboek: Vrouwenstudies in de cultuurwetenschappen (Buikema & Smelik, 1993). Een dertiger was ik toen en, naast werk en gezin, net een jaar bezig met mijn deeltijdstudie Wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht (UU). Op zoek naar vrouwen in de filosofie (die bij Wijsbegeerte niet leken te bestaan) schafte ik het handboek van het toen nog prille Vrouwenstudies aan. Het handboek bleek een weerslag van de eerste onderzoeksresultaten en de discussies over de ontwikkeling van vrouwenstudies tot een zelfstandig wetenschapsgebied. Kwesties waren of er zoiets als vrouwelijke essentie bestond, het wel/niet invoegen in of veranderen van een door mannen gedomineerde canon in kunst en cultuur, en of er bij vrouwenstudies ruimte was voor vraagstukken over etniciteit, seksualiteit, klassen en leeftijd.
De latere term Genderstudies ontstond naar aanleiding van kritische vragen over het onderzoeksveld, waarbij ‘gender’ gold als de sociaal-culturele tegenhanger van ‘sekse’ en het onderzoek zich richtte op de inventarisatie en analyse van machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen en in elke man en vrouw. Als logisch gevolg verscheen een nieuwe versie van het handboek, deze keer getiteld Gender in media, kunst en cultuur (Buikema & Van der Tuin, 2007). De auteurs schrijven in de leeswijzer bij het tweede handboek: ‘Met dit nieuwe handboek genderstudies willen we markeren dat genderstudies zich heeft ontwikkeld tot een volwassen wetenschapsgebied. In dit boek hernemen we daartoe de geschiedenis van de theorievorming en canoniseren we opnieuw het feministisch gedachtegoed’ (p. 11).
De toon in de derde en meest recente editie, het Handboek Genderstudies in media, kunst en cultuur (Buikema & Plate, 2015) is die van een gevestigde discipline. Het voorwoord is kort en bondig, zonder verdere uitweidingen over de plaats van Genderstudies in onderwijs en wetenschap.
Inhoudelijke verschuivingen
Bij het allereerste handboek Vrouwenstudies in de cultuurwetenschappen ligt de nadruk vooral op de triade gelijkheidsdenken (de strijd voor gelijke rechten en posities), verschildenken (opsporen, ontdekken en ontwikkelen van hetgeen eigen is aan vrouwen en zich onderscheidt van mannen) en deconstructiedenken. Rosemarie Buikema zei indertijd over dat laatste (Haaft, 1993): ‘Het deconstructiedenken stelt het fundament van het westers denken aan de kaak, dat op het denken in tegenstellingen gebaseerd is. Mannelijk tegenover vrouwelijk, maar, direct daaraan gekoppeld, ook rationeel tegenover emotioneel, actief tegenover passief, geestelijk tegenover lichamelijk, enzovoort.’
In het tweede handboek, Gender in media, kunst en cultuur, is de stap gemaakt naar het poststructuralistisch perspectief met aandacht voor de feministische theorievorming. Het denken uit het eerste handboek ligt hieraan ten grondslag, maar de focus is verbreed naar het poststructuralisme, de stroming die het idee van een enkele onderliggende verklarende structuur voor alle bestaande culturele uitingen onderuit haalt. Voor de poststructuralist is er geen objectieve (wetenschappelijke) positie, ongevoelig voor culturele systemen en persoonlijke perspectieven, maar is betekenis meervoudig en instabiel. Rationaliteit (verlichtingsideaal) en binaire opposities met altijd een hogere waardering voor een van de polen (verlichtingsdenken: cultuur/natuur, rationaliteit/gevoel, geest/lichaam, man/vrouw) liggen zwaar onder vuur.
Het Handboek genderstudies in media, kunst en cultuur (Buikema & Plate, 2015) heeft veel behouden uit de vorige editie van bijna tien jaar geleden. Daarmee lijkt zich een bepaalde benadering te bestendigen.
Het boek bestaat uit drie delen, waarbij het derde deel ook in deze editie de bijdrage van Rosi Braidotti bevat over krijgsheldin Dimpna. Hoewel deze bijdrage nagenoeg gelijk is aan die in de vorige editie, heeft het niet aan kracht ingeboet. De in eerste instantie verhaal- en voorstellingsanalyse gaat over in een breder kader. Theoretische instrumenten en analytische kaders komen aan bod, zoals de ethische en etnische context, de politieke theorie en de rol van emoties, de analyse van de vrouwelijke waanzin en de feministische epistemologie. Braidotti schrijft aan het eind van haar bijdrage ‘Dimpna belichaamt ook een techniek die ik koester: het terugblikken aan de hand van vrouwen uit de geschiedenis en vrouwen uit mijn eigen leven’ (p. 390). En dat is precies de techniek die, net als in de vorige editie, is gehanteerd: in elk hoofdstuk maken we kennis met een mythologische of actuele heldin en haar strijd op verschillende plaatsen in verschillende tijden. Haar verhaal begint klein, dichtbij de heldin, en groeit van daar uit naar een breder perspectief met meestal methodologische grondslag.
Deel 1 behandelt de actuele debatten, de kernconcepten en theorieën binnen genderstudies. Simone de Beauvoir opent als vanouds het strijdtoneel met de geschiedenis van het feminisme (p. 19 en verder). Nieuw in deze editie is dat zij direct gevolgd wordt door Malala en het hedendaags feminisme (p. 39 en verder). Met Malala komen de kernconcepten religie en emancipatie aan bod. Actueel, omdat Malala de in de huidige tijd behoorlijk controversiële islam aanhangt en tegelijkertijd emancipatorisch werk verricht met haar strijd voor gelijke onderwijskansen voor jongens en meisjes. Zijn deze twee zaken wel te verenigen? De auteur, Eva Midden, vraagt zich af of Malala kan worden beschouwd als een voorbeeld van huidig feminisme. De positie van Malala lijkt volgens haar de complexe relatie tussen religie en feminisme te benadrukken. Ze geeft aan dat Malala’s verhaal mogelijk bevestigd dat de islam in tegenspraak is met tolerantie, gelijkheid en vrijheid, maar dat haar strijd voor de rechten van meisjes wereldwijd misschien juist laat zien dat religie en emancipatie heel goed kunnen samengaan.
De gehandhaafde strijdtonelen zijn die op het gebied van het lichaam, de grens, verbeelding, kolonie en seksualiteit. Bij kennis als strijdtoneel heeft de bespreking van het feministisch ‘standpuntdenken’ (naar aanleiding van Antigone) plaatsgemaakt voor het uiteenrafelen van ‘gesitueerde kennis’, een dimensie uit de standpuntepistemologieën in het feministisch onderzoek en activisme, met Virginia Woolf als heldin (p.75 en verder).
Deel 1 sluit af met twee geheel nieuwe bijdragen, namelijk mannelijkheid als strijdtoneel (aan de hand van William Stoner en mannenstudies) en affect als strijdtoneel, waarbij Marina Abramovic de heldin is aan de hand waarvan de politiek van de emotie wordt uitgewerkt, door, en ook dat is nieuw, een man.
Deel 2 behandelt een aantal cultuurwetenschappelijke disciplines van waaruit theorieën en kernconcepten worden toegepast, zoals film, documentaire, fotografie, nieuwe media, het stripverhaal, theater, theologie en (kunst)geschiedenis. Ook in dit deel speelt Malala een rol, deze keer om de politiek van feministisch nieuwemedia-activisme te bespreken (p. 301 en verder). Wat enigszins bevreemdt is dat deel 2 opent met een ‘gouwe ouwe’: de politiek van Florence Nightingale in de feministische geschiedschrijving (p. 199 en verder), omdat het behoort tot de meer traditionele studies. Het lijkt erop dat dit toch een ‘blijvertje’ is in de Genderstudies, in tegenstelling tot Hélène Swarth en de constructie van mannelijkheid in de feministische literatuurbeschouwing die in de vorige editie nog een plaats kreeg. Wel terugkerende figuren zijn Madonna en Maria Magdalena (resp. feministische theologie en kunstgeschiedenis), Lara Croft en Kill Bill (film) en Peter Pan (theater).
Hoewel Cindy Sherman ook een terugkerende heldin is in deze nieuwe editie (p. 253 en verder), is de focus gewijzigd van Cindy Sherman in gevecht met feminisme en (mode)fotografie naar Angry Fashion en de politiek van het beeld. De inhoud van het hoofdstuk is niet enorm veranderd, maar is meer in de tijd geplaatst. Sinds de vorige editie is bijna tien jaar verstreken en Shermans werk is vaak onderwerp geweest in cultuur- en kunsthistorisch onderzoek. Het hoofdstuk richt zich specifiek op de relevantie van Shermans werk voor genderstudies, zoals de culturele constructie van het vrouwenlichaam (bijvoorbeeld de afbeelding ervan in westerse media). Bij het hoofdstuk is weer de prachtige foto opgenomen die bij de vorige editie op de omslag prijkte: Cindy Sherman, Untitled #122 (1983).
Nieuw in het tweede deel zijn Trinh T. Minh-ha en de feministische documentaire (p. 283 en verder) en de al eerder genoemde Malala. Verder is het boek verrijkt met Midia, Xavier en Sarah en de politiek van de ‘link’ in de digitale geesteswetenschappen (p. 315 en verder), en Alison Bechdel en de queer graphic novel (p. 347 en verder). Trinh T. Minh-ha is een postkoloniaal filmmaker en wetenschapper. Het hoofdstuk bespreekt twee vroege films van haar om aan de hand daarvan uiteen te zetten op welke manier vragen en feministische theoretische concepten kunnen helpen bij het analyseren van documentaires. Midia (13 jaar Marokkaans-Nederlands meisje), Xavier (13 jaar in Londen geboren Portugese jongen) en Sarah (17 jaar Britse jonge vrouw met Kashmir roots) zijn de hoofdrolspelers in een onderzoek naar de ‘link’ en zijn gelaagde werking als empirisch gereedschap, met de indertijd populaire Hyves als bron van informatie. Alison Bechdel is kunstenaar, activist en auteur van onder andere Dykes to Watch Out For (strip) en Fun Home: A Family Tragi-comic (memoires in stripvorm). Zij ontwricht met haar werk het traditionele onderscheid tussen vorm en inhoud. Fun Home verstoort daarnaast literaire categorieën door de combinatie van traditioneel ‘hoge’ en ‘lage’ kunstgenres. Het verband met queer is dat het verstoren van categorieën de ‘core business’ is van queer theory.
Een aantal praktische zaken is, in vergelijking met de vorige editie, prettig geregeld. Direct na elk hoofdstuk bevindt zich het notenapparaat en vervolgens een lijstje onderzoeksvragen die gerelateerd zijn aan het pas gelezen hoofdstuk. Zo heeft elk hoofdstuk alle informatie over het eigen onderzoeksterrein en kan de student naar eigen voorkeur zich verder verdiepen in de cultuurwetenschappelijke en maatschappijkritische onderwerpen. Verder is de verklarende woordenlijst (glossarium), die in de vorige editie ontbrak, weer opgenomen.
De betrekkelijk geringe veranderingen ten opzichte van de vorige editie, zeker in vergelijking met de grote stappen die zijn gemaakt van de eerste naar de tweede editie, versterkt het vermoeden dat Genderstudies een stevige basis in de wetenschappelijk wereld heeft gelegd die verder uitgebouwd kan worden. Tegelijkertijd is misschien de vraag gerechtvaardigd of Genderstudies de zoekende dynamiek is kwijtgeraakt. De techniek van het terugblikken aan de hand van vrouwen uit de geschiedenis en van daar uit werken aan een breder perspectief lijkt nu een zekere factor, een manier van onderzoeken die door alle geledingen van Genderstudies wordt toegepast. Wordt er nog gekeken naar andere wijzen van onderzoek? Ondanks dat vormen de hoofdstukken met de nieuwe input een verrijkende aanvulling op het handboek.
Bibliografie
Buikema, R. & Smelik, A. (Red.). (1993). Vrouwenstudies in de cultuurwetenschappen, Muidenberg: Uitgeverij Coutinho.
Buikema, R. & Tuin, I. van der. (Red.). (2007). Gender in media, kunst en cultuur, Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Haaft, G. Ten. (1993). ‘Feminisme kan ook gewoon leuk zijn’ Soms lijken vrouwenstudies harder nodig dan ooit tevoren Van Dale behandelt man en vrouw nog steeds ongelijk, Trouw[online artikel]. Beschikbaar: http://www.trouw.nl.
Susan Hol
is filosoof in de analytische esthetica en onafhankelijk onderzoeker naar de manier waarop vrouwen hun weg hebben gevonden in de door mannen gedomineerde kunstwereld. Het doel is om tot een unieke combinatie te komen van feministische theorie en analytische esthetica op het gebied van vrouwen in de hedendaagse kunst. Daarnaast is zij redacteur van allerhande boeken in de (geestelijke) gezondheidszorg. Haar voormalige beroep was dramatherapeut.